Actiepunten voor werkgevers en werknemers 2024

De bijtelling voor het rijden in een nieuwe elektrische auto van de zaak is dit jaar 16% over de eerste € 30.000 catalogusprijs van de auto en 22% over het meerdere. Volgend jaar gaat het lage percentage van 16% naar 17%. Op grond van een overgangsregeling, mag u vanaf de eerste tenaamstelling nog 60 maanden de bestaande bijtelling hanteren. Rijdt u nu in een elektrische auto met bijvoorbeeld een bijtelling van 8% en loopt de 60-maandstermijn af in 2025? Dan gaat de bijtelling daarna omhoog naar 17%. Is de cataloguswaarde van de auto hoger dan € 30.000? Dan gaat de bijtelling in 2025 over het bedrag boven € 30.000 zelfs naar 22%.

Vanaf 2026 gaat de bijtelling naar 22% voor alle nieuwe elektrische auto’s van de zaak. Er wordt dan geen onderscheid meer gemaakt tussen elektrische auto’s en auto’s op fossiele brandstof.

Het percentage van de vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 fiscale loonsom gaat omhoog van 1,92% naar 2%. Dit percentage gaat op 1 januari 2027 verder omhoog naar 2,16%. Boven de € 400.000 blijft het percentage 1,18%.

Controleer of u de vergoedingen en verstrekkingen die u aan uw werknemers hebt gegeven op de juiste wijze hebt verwerkt voor de werkkostenregeling en of u mogelijk nog ruimte over hebt om de werkkostenregeling optimaal te benutten. U mag vergoedingen en verstrekkingen ten laste van uw vrije ruimte brengen als het gebruikelijk is dat de werknemer deze onbelast krijgt. De Belastingdienst beschouwt vergoedingen en verstrekkingen van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar als gebruikelijk. Vergoedingen en verstrekkingen van in totaal minder dan € 2.400 per werknemer kunt u dus onbelast uitkeren vanuit de vrije ruimte.

Buitenlandse werknemers die in Nederland wonen en bij wie de 30%-regeling wordt toegepast, kunnen in de aangifte inkomstenbelasting gebruikmaken van de partiële buitenlandse belastingplicht. Dit houdt in dat zij geen belasting in box 2 en box 3 hoeven te betalen over hun buitenlandse kapitaalinkomen, ondanks hun fiscale woonplaats in Nederland. Deze regeling wordt op 1 januari 2025 afgeschaft. Wel geldt er een overgangsregeling voor expats die op 31 december 2023 al gebruikmaakten van deze faciliteit. Zij kunnen nog tot uiterlijk 31 december 2026 gebruikmaken van de partiële buitenlandse belastingplicht.

Begin 2025 moet u beoordelen of u in 2024 de vrije ruimte hebt overschreden. Blijft het totale eindheffingsloon binnen de vrije ruimte, dan hoeft u geen eindheffing aan te geven en te betalen. Wordt de vrije ruimte overschreden, dan betaalt u 80% eindheffing over het verschil tussen de vrije ruimte en het totale eindheffingsloon dat in de vrije ruimte is aangewezen. De eindheffing geeft u aan in de loonaangifte over het tweede tijdvak van 2025. U kunt de eindheffing voorkomen door tussentijds te controleren of u de vrije ruimte niet overschrijdt.

Is er sprake van een concern (tenminste 95% aandelenbelang gedurende het hele kalenderjaar)? Dan zou de concernregeling mogelijk een voordeel kunnen opleveren. Bij het toepassen van deze regeling berekent u de eindheffing op concernniveau. Hiervoor telt u alle fiscale loonsommen van de vennootschappen die aan de voorwaarden voldoen bij elkaar op, hierover berekent u de vrije ruimte. Komen de vergoedingen en verstrekkingen van dat concern boven de vrije ruimte, dan berekent u over het meerdere de eindheffing. Is deze eindheffing minder dan de eindheffing die u voor alle vennootschappen individueel hebt berekend, dan levert de concernregeling een voordeel op. U mag dit achteraf en ieder jaar weer bepalen. Let wel, de vennootschap met de grootste loonsom draagt de eventuele eindheffing af. Alle vennootschappen blijven wel hoofdelijk aansprakelijk voor de af te dragen eindheffing.

Heeft u de vrije ruimte al helemaal benut? Dan hoeft de eindheffing niet per definitie duur voor u uit te pakken. U moet alleen andere keuzes maken. Stel, u bent van plan om uw werknemers een bonus te geven van € 500 bruto, waarvan zij ieder zo’n € 250 netto overhouden. Uw kosten (inclusief werkgeverslasten) bedragen dan zo’n € 600. Wijst u nu de nettobonus van € 250 aan in de vrije ruimte, dan moet u daarover 80% eindheffing betalen. Uw kosten zijn dan slechts € 450. Toch snel verdiend! Maar u kunt natuurlijk ook het stukje voordeel aan uw werknemers geven en uw kosten gelijk houden.

Let op

De tarieven van werknemers verschillen, er kan een cao van toepassing zijn, etc. Het blijft dus maatwerk!

Om vergoedingen en verstrekkingen in de vrije ruimte te plaatsen of om gebruik te maken van de gerichte vrijstellingen moet de vergoeding of verstrekking worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De Belastingdienst neemt gedurende het kalenderjaar aan dat zo’n aanwijzing heeft plaatsgevonden als de vergoeding of verstrekking niet tot het loon van de werknemer is gerekend. Is de vergoeding of verstrekking gegeven in een vorig kalenderjaar, dan zal de vergoeding of verstrekking worden beschouwd als belast loon van de werknemer. De gerichte vrijstellingen en de vrije ruimte zijn dan niet alsnog van toepassing.

Let op

Als u een vergoeding geeft of verstrekking doet aan uw werknemers waarbij u voldoet aan de voorwaarden van de betreffende gerichte vrijstelling, neemt de Belastingdienst aan dat u de vergoeding of verstrekking hebt aangewezen. Als u bijvoorbeeld een reiskostenvergoeding betaalt van maximaal € 0,23 per kilometer, wordt dus aangenomen dat u de vergoeding hebt aangewezen. Vergoedt u meer dan € 0,23, dan moet u het meerdere wél expliciet aanwijzen.

U kunt de (loon)kosten voor Research & Development (R&D) met de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) verlagen. Deze fiscale stimuleringsregeling compenseert namelijk een deel van de loonkosten en overige kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O). In 2025 worden de tarieven en parameters verhoogd en er is meer budget. Het tarief in de eerste schijf wordt verhoogd van 32% naar 36%. Bent u een startende ondernemer? Dan wordt het tarief in de eerste schijf verhoogd van 40% naar 50%. De grens van de eerste schijf gaat omhoog van € 350.000 naar € 380.000 (loon)kosten. Het tarief van de tweede schijf is 16%. U kunt zelf bepalen hoeveel van het toegekende WBSO-budget u in welk loonaangiftetijdvak wilt verrekenen met uw loonheffingen.

Actiepunt

Begint de periode van het S&O-werk op 1 januari 2025? Dien de aanvraag dan uiterlijk op

20 december 2024 in bij de RVO. De S&O-afdrachtvermindering start dan op 1 januari 2025. Dient u de aanvraag op 21 december in, dan start de S&O-afdrachtvermindering pas op 1 februari 2025.

Werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken, krijgen vaak een vergoeding voor de extra kosten van verblijf buiten hun land van herkomst. Dit zijn de zogenoemde extraterritoriale kosten (ET-kosten). U kunt de werkelijke ET-kosten vergoeden op declaratiebasis of op basis van de 30%-regeling (ook wel expatregeling). In het eerstgenoemde geval moet u de kosten aannemelijk maken. U moet de kosten en de vergoeding per werknemer bijhouden in uw loonadministratie. Bij toepassing van de 30%-regeling mag u – onder voorwaarden – zonder bewijs maximaal 30% van het loon (incl. de vergoeding) onbelast vergoeden.

Sinds dit jaar is de 30%-regeling aangepast en vindt er per 20 maanden een afbouw plaats van 30% naar 20% en 10%. Deze afbouw wordt teruggedraaid en vervangen door een alternatief. Vanaf 2027 bedraagt de onbelaste vergoeding maximaal 27% van het loon inclusief de vergoeding. Dit geldt zowel voor ingekomen werknemers als uitgezonden werknemers. In 2025 en 2026 geldt voor alle ingekomen en uitgezonden werknemers een forfait van 30%. Daarnaast blijft het 30%-forfait gelden voor alle ingekomen werknemers die vóór 2024 een 30%-vergoeding hebben ontvangen. Voor ingekomen werknemers die in 2024 voor het eerst hun 30%-beschikking toepassen, gaat het forfait van 27% gelden vanaf 1 januari 2027. Voor uitgezonden werknemers gaat het forfait van 27% vanaf 2027 gelden voor alle lopende en nieuwe gevallen. 

Vanaf 2027 wordt de salarisnorm van de 30%-regeling verhoogd van € 46.107 naar € 50.436. Voor jonge werknemers tot 30 jaar met een mastergraad gaat de salarisnorm van € 35.048 naar € 38.338. Dit zijn de bedragen volgens het prijspeil in 2024, maar door jaarlijkse indexatie zullen deze bedragen in 2027 hoger zijn. Voor ingekomen werknemers die de expatregeling al vóór 2024 toepasten geldt overgangsrecht. Voor hen blijven de oude (geïndexeerde) salarisnormen gelden.

Sinds dit jaar wordt de 30%-regeling voor ingekomen werknemers beperkt tot de norm uit de Wet normering topinkomens (WNT, ook wel Bakenende-norm genoemd). Dit normbedrag is voor 2024 € 233.000 per jaar. Bij een hoger inkomen mag u zonder nader bewijs niet meer dan € 69.900 (30% over € 233.000) onbelast vergoeden. In 2025 zal de WNT-norm € 246.000 bedragen.

Let op

Voor ingekomen werknemers bij wie u de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 hebt toegepast, is deze aftopping pas van toepassing vanaf 1 januari 2026.

Om de achterstanden in de WIA-beoordelingen in te lopen bestaat er sinds 1 oktober 2022 een tijdelijke vereenvoudigde behandeling van de WIA-aanvraag voor werknemers die ouder zijn dan 60 jaar en 2 jaar arbeidsongeschikt zijn. Deze regeling loopt nog tot eind 2024. De vereenvoudigde regeling houdt in dat de WIA-beoordeling alleen door een arbeidsdeskundige wordt uitgevoerd. Een medische beoordeling door een verzekeringsarts blijft dan achterwege. Stemmen u en uw werknemer in met deze werkwijze, dan heeft u sneller duidelijkheid over de arbeidsongeschiktheid. De mate van arbeidsongeschiktheid is bij de toepassing van de vereenvoudigde beoordeling 80-100%.

Maar deze werkwijze van het UWV – die overigens in strijd is met de wettelijke voorschriften – kent ook een keerzijde. U én uw werknemer kunnen het namelijk ook níet eens zijn met de beslissing. Het is dan goed om te weten dat als u instemt met de vereenvoudigde beoordeling, u nog steeds bezwaar kunt aantekenen. Het is daarom belangrijk om de beslissing van het UWV goed te (laten) bestuderen. Vraag bij eventuele onduidelijkheden in de beslissing om een nadere toelichting van het UWV. Het voordeel van de bezwaarprocedure is dat er dan alsnog een medisch onderzoek zal worden verricht door een verzekeringsarts.

U kunt voor bepaalde werknemers met een laag loon in aanmerking komen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV). Dit jaar is het laatste jaar waarin u van het LIV gebruik kunt maken, want dit voordeel wordt in 2025 afgeschaft. U komt in 2024 in aanmerking voor het LIV voor alle werknemers die ten minste 1.248 verloonde uren per kalenderjaar hebben en die een uurloon verdienen tussen € 14,33 en € 14,91. In 2024 bedraagt het LIV € 0,49 per verloond uur met een maximum van € 960 per werknemer per kalenderjaar. Het LIV over 2024 wordt automatisch aan u uitbetaald in 2025.

Vanwege de beperkte doeltreffendheid en doelmatigheid wordt het LKV oudere werknemer (56+) stapsgewijs afgeschaft. Het LKV oudere werknemer dat is verleend voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 wordt verlaagd per 1 januari 2025 en afgeschaft per 1 januari 2026. Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 wordt het LKV oudere werknemer niet verlaagd en afgeschaft.

Hoe werkt dit uit?
U hebt voor een werknemer die op 1 maart 2024 in dienst is getreden en voldoet aan de voorwaarden, voor de 10 resterende maanden in 2024 recht op € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 voor een heel kalenderjaar. Voor de verloonde uren in 2025 heeft u recht op het verlaagde bedrag van € 1,35 per uur met een maximum van € 2.600 per jaar. Vanaf 1 januari 2026 heeft u voor deze werknemer geen recht meer op het LKV oudere werknemer.

Dienstbetrekkingen die begonnen vóór

1 januari 2024                                                  € 3,05   € 3,05   € 3,05

Dienstbetrekkingen die beginnen in 2024           € 3,05   € 1,35   –

Dienstbetrekkingen die beginnen in 2025           n.v.t.     € 1,35   –

Dienstbetrekkingen die beginnen in 2026           n.v.t.     n.v.t.     –

Let op

De overige loonkostenvoordelen worden niet verlaagd of afgeschaft!

Werkgeversorganisaties en vakbonden moeten uiterlijk eind 2024 de transitieplannen indienen bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds stelt het transitieplan (en de bijlagen) beschikbaar voor de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigden. 

In de transitieplannen zijn de arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen en wordt duidelijk gemaakt wat de overgang van het oude naar het nieuwe stelsel betekent voor deelnemers. Uit de plannen blijkt of de opgebouwde pensioenen van alle werknemers en gepensioneerden worden omgezet naar pensioenen in de nieuwe pensioenregeling (dat wordt ‘invaren’ genoemd). 

Ook staat daarin hoe werknemers worden gecompenseerd die er op achteruit zouden gaan na de overgang en hoeveel geld wordt gereserveerd voor tegenvallers. De insteek is een evenwichtige verdeling van de pensioenpot over alle groepen (ex-)deelnemers en gepensioneerden en dat de premies gelijk blijven voor zowel werknemers als werkgevers. De meeste fondsen stappen over op 1 januari 2026 of later. De uiterste overstapdatum is 1 januari 2028. Is de pensioenregeling ondergebracht bij een verzekeraar of premiepensioeninstelling? Dan moet het transitieplan daar uiterlijk 1 oktober 2026 zijn ingediend. 

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven