Actiepunten voor werkgevers en werknemers

1. Benut optimaal verruimde vrije ruimte

Het percentage van de vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 fiscale loonsom is in 2023 eenmalig verhoogd naar 3%. Dit betekent een verhoging van maximaal met € 5.200. Volgend jaar wordt het percentage van de vrije ruimte structureel verlaagd naar 1,92% over de eerste € 400.000 loonsom. Boven de € 400.000 blijft het percentage 1,18%.

Actiepunt

Controleer of u de vergoedingen en verstrekkingen die u aan uw werknemers hebt gegeven op de juiste wijze hebt verwerkt voor de werkkostenregeling en of u mogelijk nog ruimte over hebt om de werkkostenregeling optimaal te benutten. U mag vergoedingen en verstrekkingen ten laste van uw vrije ruimte brengen als het gebruikelijk is dat de werknemer deze onbelast krijgt. De Belastingdienst beschouwt vergoedingen en verstrekkingen van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar in elk geval als gebruikelijk. Bedragen van minder dan € 2.400 kunt u dus in elk geval onbelast uitkeren vanuit de vrije ruimte.

2. Hogere onbelaste reiskostenvergoeding

Vanaf 1 januari 2024 gaat de maximale onbelaste reiskostenvergoeding omhoog van € 0,21 naar

€ 0,23 per kilometer. De onbelaste reiskostenvergoeding is een gerichte vrijstelling en komt dus niet ten laste van de vrije ruimte. Aanvankelijk zou het maximum van deze onbelaste vergoeding in 2024 worden verhoogd naar € 0,22 per kilometer, maar vanwege de nog steeds hoge brandstofprijzen is de vergoeding naar boven bijgesteld.

Actiepunt

U bent niet verplicht om de maximum onbelaste reiskostenvergoeding te betalen. U kunt ervoor kiezen. Als u ervoor kiest, zorg er dan voor dat u uw administratie tijdig hebt aangepast.

3. Voorkom eindheffing werkkostenregeling

In januari 2024 moet u beoordelen of u in 2023 de vrije ruimte hebt overschreden. Blijft het totale eindheffingsloon binnen de vrije ruimte, dan hoeft u geen eindheffing aan te geven en te betalen. Wordt de vrije ruimte overschreden, dan betaalt u 80% eindheffing over het verschil tussen de vrije ruimte en het totale eindheffingsloon. De eindheffing geeft u aan in de tweede loonaangifte van 2024. U kunt de eindheffing voorkomen door tussentijds te controleren of u de vrije ruimte niet overschrijdt. Heeft u al in 2023 eindheffing betaald? Dan heeft u achteraf mogelijk te veel of te weinig eindheffing betaald. U corrigeert dit ook in de loonaangifte over het tweede tijdvak van 2024.

Aanwijzen in 2023

U komt alleen voor een vrijstelling binnen de vrije ruimte in aanmerking en u kunt alleen gebruikmaken van de gerichte vrijstelling als u de vergoeding of verstrekking aanwijst als eindheffingsbestanddeel. De Belastingdienst neemt gedurende het kalenderjaar aan dat zo’n aanwijzing heeft plaatsgevonden als de vergoeding of verstrekking niet tot het loon van de werknemer is gerekend. Is de vergoeding of verstrekking gegeven in een vorig kalenderjaar, dan zal de vergoeding of verstrekking worden beschouwd als belast loon van de werknemer. De gerichte vrijstellingen en de vrije ruimte zijn dan niet alsnog van toepassing.

Let op

Als u een vergoeding geeft of verstrekking doet aan uw werknemers waarbij u voldoet aan de voorwaarden van de betreffende gerichte vrijstelling, neemt de Belastingdienst aan dat u de vergoeding of verstrekking hebt aangewezen. Als u bijvoorbeeld een reiskostenvergoeding betaalt van maximaal € 0,21 per kilometer, wordt dus aangenomen dat u de vergoeding hebt aangewezen. Vergoedt u meer dan € 0,21, dan moet u het meerdere wel expliciet aanwijzen.

4. Eén vrijstelling voor OV-abonnementen

U kunt een abonnement voor het openbaar vervoer onder de huidige regels op twee manieren onbelast verstrekken aan uw werknemers. Volgend jaar worden de twee regelingen vervangen door één gerichte vrijstelling. U hoeft dan niet meer na te gaan of de vergoeding niet hoger is dan de werkelijke kosten van het zakelijk gebruik. Voorwaarde blijft dat de werknemer de OV-kaart ook zakelijk gebruikt. Volgens de toelichting is zakelijk gebruik ‘in welke mate dan ook’ voldoende. Enkel het gebruik voor woon-werkverkeer is dan al genoeg. De nieuwe regeling is dan ook bedoeld als stimulans voor het gebruik van het openbaar vervoer, voor zowel zakelijke als privéreizen.

Actiepunt

Vergoedt, verstrekt of stelt u een OV-kaart ter beschikking aan uw werknemers? Zorg er dan voor dat u uw administratie aanpast aan de nieuwe vrijstelling.

5. Meer bijtellen elektrische auto bij einde 60-maandstermijn

In 2024 blijft het bijtellingspercentage 16% voor een nieuwe elektrische auto van de zaak. Dit percentage mag u toepassen op maximaal € 30.000 van de catalogusprijs van de auto. Is de catalogusprijs hoger, dan geldt voor het meerdere een bijtellingspercentage van 22%. Op grond van een overgangsregeling, mag u vanaf de eerste tenaamstelling nog 60 maanden de bestaande bijtelling hanteren. Rijdt u nu in een elektrische auto met bijvoorbeeld een bijtelling van 4% en loopt de 60-maandstermijn af in 2023 of 2024, dan gaat de bijtelling daarna omhoog naar 16%. Is de cataloguswaarde van de auto hoger dan € 30.000? Dan gaat de bijtelling in 2023 of 2024 over het bedrag boven € 30.000 zelfs naar 22%.

6. Beperkingen 30%-regeling

 Werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken, krijgen vaak een vergoeding voor de extra kosten van verblijf buiten hun land van herkomst. Dit zijn de zogenoemde extraterritoriale kosten (ET-kosten). U kunt de werkelijke ET-kosten vergoeden op declaratiebasis of op basis van de 30%-regeling. In het eerstgenoemde geval moet u de kosten aannemelijk maken. U moet de kosten en de vergoeding per werknemer bijhouden in de loonadministratie. Bij toepassing van de 30%-regeling mag u – onder voorwaarden – zonder bewijs maximaal 30% van het belastbaar loon onbelast vergoeden. Sinds dit jaar kunt u per kalenderjaar slechts een van beide regelingen toepassen. Een uitzondering geldt voor de eerste vier maanden van het eerste jaar van de tewerkstelling.

Actiepunt

Zoek nu al uit of u volgend jaar de werkelijke ET-kosten wilt vergoeden op declaratiebasis of op basis van de 30%-regeling. Houd daarbij ook rekening met de hierna uiteengezette versoberingen.

Start maximering 30%-regeling

Per 1 januari 2024 wordt de 30%-regeling voor ingekomen werknemers beperkt tot de norm uit de Wet normering topinkomens (WNT, ook wel Bakenende-norm genoemd). Dit normbedrag wordt vanaf 2024 verhoogd van € 223.000 naar € 233.000 per jaar. Bij een hoger inkomen mag u dan zonder nader bewijs niet meer dan € 69.900 (30% over € 233.000) onbelast vergoeden. Dit jaar is dus het laatste jaar waarin u nog van de huidige, onbeperkte 30%-regeling gebruik kunt maken.

Let op

Voor ingekomen werknemers bij wie u de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 hebt toegepast, is deze aftopping pas van toepassing vanaf 1 januari 2026.

Verdere versobering vanaf 2024

Vanaf 2024 wordt de 30%-regeling verder versoberd. Dan kunt u slechts voor maximaal de eerste 20 maanden ten hoogste 30% van het belastbaar loon onbelast vergoeden. In de daaropvolgende maximaal 20 maanden kunt u nog ten hoogste 20% van het belastbare loon onbelast vergoeden en daarna nog maximaal 20 maanden 10% van het belastbare loon. Na 60 maanden is de maximale looptijd van de 30%-regeling verstreken. Deze nieuwe regeling geldt voor werknemers die vanaf 1 januari 2024 in Nederland komen werken. Voor werknemers die in het laatste tijdvak van 2023 al een vergoeding genieten op basis van de 30%-regeling, geldt een overgangsregeling. Op hen blijft de huidige regeling van toepassing.

Actiepunt

Kiest u voor toepassing van de 30%-regeling? Dan zult u uw administratie moeten aanpassen, zodat u vanaf 2024 steeds scherp hebt wanneer en voor welke werknemer de 20 maanden verstrijken en u een ander percentage moet toepassen voor de onbelaste vergoeding. Ook zult u in de administratie moeten verwerken voor welke werknemers de overgangsregelingen gelden.

7. Profiteer van huidige criteria zonnecelauto

Rijdt u in een auto op waterstof of zonne-energie? Dan geldt de splitsing in het bijtellingspercentage niet voor u. U mag daardoor bij deze auto’s over de hele aanschafprijs het lagere bijtellingspercentage van 16% toepassen. U hebt een zonnecelauto als de zonnepanelen een vermogen hebben van ten minste 1 kilowattpiek. Vanaf 2024 wordt dit criterium aangescherpt. Dan heeft u een voor de uitzondering kwalificerende zonnecelauto als de auto geïntegreerde zonnepanelen heeft, waarbij het vermogen in wattpiek gedeeld door het verbruik in wattuur per kilometer ten minste 7 is. Deze regeling geldt niet alleen voor werkgevers en werknemers, maar ook voor ondernemers en dga’s die in een auto van de zaak rijden. Was u van plan om in een zonnecelauto te gaan rijden, dan is het een overweging waard om nog dit jaar over te stappen.

8. Afschaffing partiële buitenlandse belastingplicht expats

Buitenlandse werknemers die in Nederland wonen en bij wie de 30%-regeling wordt toegepast, kunnen in de aangifte inkomstenbelasting gebruikmaken van de partiële buitenlandse belastingplicht. Dit houdt in dat zij geen belasting in box 2 en box 3 hoeven te betalen over hun buitenlandse kapitaalinkomen, ondanks hun fiscale woonplaats in Nederland. Deze regeling wordt afgeschaft. Wel geldt er een overgangsregeling voor expats die op 31 december 2023 al gebruikmaken van deze faciliteit. Zij kunnen nog tot uiterlijk 31 december 2026 gebruikmaken van de partiële buitenlandse belastingplicht.

Actiepunt

Informeer de werknemers die dit aangaat over deze wijziging.

9. Bereid u voor op start minimumuurloon

Mensen met een fulltime werkweek, werken momenteel 36, 38 uur of 40 uur. Het minimumloon voor deze werknemers verschilt echter niet, waardoor iemand die 40 uur fulltime werkt een lager uurloon heeft dan een werknemer die minder uren fulltime werkt. Hieraan komt vanaf 1 januari 2024 een einde. Dan wordt namelijk het minimumuurloon ingevoerd. Het minimumloon per uur wordt hierdoor niet alleen voor iedereen gelijk, maar ook inzichtelijker. De werknemers die meer dan 36 uur fulltime werken, gaan er dan op vooruit. Uitvoerders (zoals de arbeidsinspectie) kunnen hierdoor ook beter controleren en handhaven. De minimumdag-, week- en maandlonen voor werknemers met het minimumloon worden straks bepaald door het feitelijke aantal gewerkte uren te vermenigvuldigen met het minimumuurloon. De invoering van het minimumuurloon kan gevolgen hebben voor salarisschalen, arbeidscontracten en cao’s. Daarop zult u uw salarisadministratie moeten aanpassen. In het Kennisdocument wettelijk minimumuurloon 2024 vindt u informatie over wat u moet doen om u voor te bereiden op de invoering van het wettelijk minimumuurloon.

Lastenverhoging
Op 1 januari 2024 wordt niet alleen het minimumuurloon ingevoerd, maar wordt ook het wettelijk minimumuurloon geïndexeerd met 3,75%. Het wettelijk bruto minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder bedraagt dan € 13,27 per uur. Hieronder staan de bedragen van het minimumuurloon in 2024 en per 1 juli 2023.

Het minimumloon bedroeg per 1 juli 2023 € 1.995 per maand. Per 1 januari 2024 wordt dat voor werknemers van 21 en ouder:

Een vast bedrag per maand op basis van het minimumuurloon berekent u door het totale aantal (te verwachten) arbeidsuren van de werknemer in het betreffende kalenderjaar te delen door 12. Dit vermenigvuldigt u met het geldende minimumuurloon: vast bedrag per maand = (aantal arbeidsuren in betreffende kalenderjaar / 12) x minimumuurloon. Het aantal werkbare dagen in 2024 is 262. Al met al betekent dit een forse stijging van uw werkgeverslasten.

10. Vraag tijdig S&O-afdrachtvermindering aan

U kunt de (loon)kosten voor Research & Development (R&D) met de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) verlagen. Deze fiscale stimuleringsregeling compenseert namelijk een deel van de loonkosten en overige kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O). Vaak wordt er te moeilijk gedacht over welke innovaties hiervoor in aanmerking komen. Dit is zonde, omdat de stelregel luidt dat hetgeen wat ontwikkeld is, technisch nieuw moet zijn voor de ondernemer. Hierdoor kunt u ook voor de WBSO in aanmerking komen als uw bedrijf van origine geen ontwikkelbedrijf is. In 2024 is het tarief in de eerste schijf 32%. Bent u een startende ondernemer? Dan is het tarief in de eerste schijf 40%. De grens van de eerste schijf ligt bij € 350.000 (loon)kosten. Het tarief van de tweede schijf is 16%. U kunt zelf bepalen hoeveel van het toegekende WBSO-budget u in welk loonaangiftetijdvak wilt verrekenen met uw loonheffingen.

Actiepunt

Begint de periode van het S&O-werk op 1 januari 2024? Dien de aanvraag dan uiterlijk op

20 december 2023 in bij de RVO. De S&O-afdrachtvermindering start dan op 1 januari 2024. Dient u de aanvraag op 21 december in, dan start de S&O-afdrachtvermindering pas op 1 februari 2024.

11. Wijzigingen in het LIV

De uurloongrenzen van het lage-inkomensvoordeel (LIV) worden jaarlijks aangepast aan de nieuwe bedragen van het wettelijk minimumloon (WML). Een van de voorwaarden is dat het gemiddelde uurloon over een kalenderjaar moet liggen tussen de 100% en 125% van het WML. Vanwege de invoering van het wettelijk minimumuurloon wordt de bovengrens per 1 januari 2024 verlaagd naar 104% WML. U komt in 2023 voor het LIV in aanmerking als u werknemers in dienst hebt met ten minste 1.248 verloonde uren per kalenderjaar die een uurloon verdienen tussen € 12,04 en € 15,06. Het LIV bedraagt in 2023 € 0,49 per verloond uur met een maximum van € 960 per werknemer per kalenderjaar. Het LIV over 2023 wordt automatisch aan u uitbetaald in 2024. In 2025 wordt het LIV afgeschaft.

Einde jeugd-LIV

Dit jaar is het laatste jaar waarin u het jeugd-LIV kunt krijgen. Op 1 januari 2024 wordt het jeugd-LIV namelijk afgeschaft. Ook het jeugd-LIV wordt in 2024 automatisch aan u uitbetaald. U krijgt deze tegemoetkoming voor de verhoging van het minimumjeugdloon voor werknemers die op 31 december 2022 18, 19 of 20 jaar oud waren. Daarnaast moeten deze werknemers verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen én over heel 2023 een gemiddeld uurloon hebben dat valt binnen de volgende uurloongrenzen:

Leeftijd op 31–12–2022

ondergrens

bovengrens

18 jaar

€ 6,12

€   8,17

19 jaar

€ 7,34

€ 10,89

20 jaar

€ 9,79

€ 12,04

 

12. Pensioenopbouw vanaf 18 jaar – werknemers aanmelden

 De Wet toekomst pensioenen (Wtp) verlaagt de leeftijd waarop een werknemer start in de pensioenregeling van zijn werkgever. Per 1 januari 2024 is dit 18 jaar en daarom gaan pensioenuitvoerders de toetredingsleeftijd in de pensioenregelingen aanpassen. Ook als de pensioenregeling (momenteel) geen actieve deelnemers in de categorie 18 – 20 jaar heeft. Dit betekent dat u binnenkort zal worden gevraagd om de bij u werkzame werknemers tussen de 18 en 21 jaar op de gebruikelijke wijze via het werkgeversportaal aan te melden.

De pensioenpremie mag gelijk zijn aan het premiepercentage van een deelnemer van 21 jaar, tenzij u een ander premiepercentage bent overeengekomen. De Belastingdienst heeft namelijk gepubliceerd dat het onder voorwaarden is toegestaan om het premiepercentage voor de leeftijdsklasse 20 t/m 24 jaar ook te gebruiken voor werknemers van 18 en 19 jaar.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven