Startpunten voor alle belastingbetalers – Startpunten 2025

Startpunt 2025 - belastingbetalers

Derde tariefschijf in de inkomstenbelasting

De tariefschijven in de inkomstenbelasting worden vanaf 2025 uitgebreid. Daarbij wordt de eerste schijf gesplitst in een laag tarief van 35,82% voor een inkomen tot € 38.441 en een verhoging van het bestaande tarief van 36,97% naar 37,48% voor inkomens tussen € 38.441 en € 76.817. De schijfgrens naar de hoogste schijf in de inkomstenbelasting (49,5%) is dus verhoogd van € 75.518 (in 2024) naar € 76.817 in 2025.

Gevolgen voor aftrekposten

Bedraagt uw inkomen over 2025 meer dan € 38.440? Dan kunt u de aftrekposten, waaronder de hypotheekrente, tegen een tarief van 37,48% in mindering brengen op uw inkomen. Maar bedraagt uw inkomen € 38.440 of minder? In dat geval kunt u de aftrekposten slechts tegen een tarief van 35,82% in mindering brengen op uw inkomen. In 2024 was het aftrekpercentage 36,97% ongeacht de hoogte van uw inkomen. Met de invoering van de gesplitste eerste schijf is dus hiervan afgestapt en heeft de hoogte van uw inkomen (weer) invloed op uw aftrekmogelijkheden.

Eigenwoningforfait 2025

Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tot € 1.330.000 is 0,35% gebleven. Ook het forfait voor woningen met een WOZ-waarde van € 1.330.000 of meer blijft gelijk: 2,35%. U bent dit tarief alleen verschuldigd voor de WOZ-waarde boven € 1.330.000.

De regeling waarbij u geen eigenwoningforfait hoeft bij te tellen bij uw inkomen als u geen of slechts een kleine hypotheek hebt, de zogenoemde Hillen-aftrek, wordt stapsgewijs in dertig jaar afgebouwd. De aftrek wordt jaarlijks met 3,33% verlaagd. In 2025 bedraagt de aftrek nog 76,67%.

Verbeteringen aftrek specifieke zorgkosten

U kunt specifieke zorgkosten onder voorwaarden in aftrek brengen. Deze aftrek is op de volgende punten verbeterd. De aftrek voor de vervoerskosten voor het verkrijgen van medische hulp en (farmaceutische) hulpmiddelen (zogenaamde zorgkilometers) is vanaf 2025 forfaitair vastgesteld op € 0,23 per kilometer. Hierbij geldt de voorwaarde dat u met de auto reist, niet zijnde een taxi. U hoeft dus niet meer de werkelijke autokosten op jaarbasis te berekenen. De aftrek wordt vanaf 2025 op dezelfde wijze bepaald als de aftrek van reiskosten voor ziekenbezoek. Naast € 0,23 per kilometer aan autokosten kunt u ook de werkelijk gemaakte parkeer-, veer- en tolgelden aftrekken, mits u de kosten niet vergoed heeft gekregen en u een betaalbewijs kunt overleggen.

Ook het aftrekbare bedrag voor zogenoemde ‘leefkilometers’ is gewijzigd. Dit zijn extra vervoerskosten die u moet maken, omdat u door een ziekte of beperking (of die van uw kind) meer kosten hebt dan anderen die die beperking of ziekte niet hebben. Deze vergelijkingsmaatstaf is in 2025 vervangen door een aftrek van een vast bedrag van € 925 per jaar. U moet wel kunnen aantonen dat u niet in staat bent om meer dan 100 meter zelfstandig te lopen. U hoeft het bedrag niet tijdsgelang te herrekenen als u niet het hele jaar aan deze voorwaarde voldoet.

Gewijzigde heffingskortingen

De algemene heffingskorting bedraagt in 2025 maximaal € 3.068. Dat is € 294 lager dan in 2024. Het afbouwpunt wordt voortaan gekoppeld aan het wettelijk minimumloon (Wml) inclusief vakantietoeslag. Dit komt neer op een inkomen uit werk en woning (het box-1-inkomen) voor zover dat meer bedraagt dan € 28.406. Het afbouwpercentage bedraagt 6,337%.

Let op
Vanaf 2025 is voor de afbouw van deze heffingskorting het verzamelinkomen bepalend. Dat wil zeggen dat naast uw inkomen in box 1, ook uw inkomen in box 2 en box 3 hiervoor meetelt. Heeft u dus ook inkomen in box 2 en/of 3? Dan wordt de algemene heffingskorting sneller afgebouwd dan in 2024.

Arbeidskorting

De maximale arbeidskorting bedraagt in 2025 € 5.599 bij een inkomen van € 43.071. Daarna wordt deze korting afgebouwd met 6,51%. Dit afbouwpercentage is ongewijzigd gebleven.

Meer ouderenkorting(en)

De ouderenkorting is een heffingskorting voor de belastingplichtige die bij het einde van het kalenderjaar de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. De ouderenkorting is verhoogd van € 2.010 naar € 2.035. U krijgt de maximale ouderenkorting bij een verzamelinkomen tot en met € 45.308. Daarboven wordt de korting afgebouwd met 15%, waardoor u bij een verzamelinkomen van € 58.875 (in 2024: € 58.170) geen ouderenkorting meer krijgt.

Bent u een alleenstaande oudere? Dan hebt u bovendien recht op de alleenstaandeouderenkorting van € 531 (in 2024: € 524).

IACK

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) bedraagt in 2025 maximaal € 2.986. Als u werkt en een kind hebt in de leeftijd tot 12 jaar, kunt u in aanmerking komen voor de IACK. Dat is het geval als u geen fiscale partner heeft of als u die wel heeft maar uw arbeidsinkomen lager is dan dat van uw partner. De hoogte van de korting hangt af van uw arbeidsinkomen. Dat moet in 2025 minimaal € 6.145 bedragen. De IACK bedraagt 11,45% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer beloopt dan € 6.145. De maximum IACK bereikt u bij een arbeidsinkomen van € 32.223 (in 2024: € 31.387).

Bij co-ouderschap kunt u als ouders allebei voor de IACK in aanmerking komen als het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van uw huishoudens verblijft in een doorgaans repeterend ritme. Het is vanaf 2025 niet meer vereist dat uw kind op uw woonadres staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Het is voldoende dat het kind tot uw huishouden behoort.

De maximale IACK wordt vanaf 2027 in 9 stappen afgebouwd.

Box-3-wijzigingen

In elk geval tot en met 2027 wordt de box-3-heffing berekend aan de hand van forfaitaire rendementspercentages voor de drie categorieën ‘bank- en spaartegoeden, ‘overige bezittingen’ en ‘schulden’. Voor 2025 is het forfaitaire percentage voor de ‘overige bezittingen’ vastgesteld op 5,88%. Hierbij moet nog wel een slag om de arm worden gehouden, want door het verdere uitstel van het nieuwe box-3-stelsel naar 2028, wil het kabinet dit forfait verder verhogen naar 7,66%. Eind januari weten we hierover mogelijk meer. Voor de ‘bank- en spaartegoeden’ en de ‘schulden’ worden de percentages voorlopig vastgesteld op 1,44% respectievelijk 2,62%.

Het tarief van box 3 is 36% gebleven. Het deel van uw vermogen waarover u geen box-3-heffing hoeft te betalen, het heffingsvrije vermogen, bedraagt per 1 januari 2025 € 57.684 per belastingplichtige (fiscale partners: € 115.368). Ook hierbij geldt vanwege het uitstel van het nieuwe box-3-stelsel naar 2028 dat dit bedrag mogelijk nog wijzigt. Het kabinet wil het bedrag namelijk verlagen naar € 52.048.

Wachten op box-3-rechtsherstel

De Belastingdienst is in het najaar van 2024 gestart met de hersteloperatie box 3. Kwam u toen in aanmerking voor het aanvullend herstel op basis van het werkelijk behaalde rendement? Dan heeft u toen hierover een brief ontvangen, waarin u bent geïnformeerd over het aanvullend herstel en over het formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’. Ook werd in de brief uitgelegd hoe u het werkelijke rendement kunt vergelijken met het forfaitaire rendement. Nu is het wachten tot de zomer, voordat u in actie kunt komen om daadwerkelijk rechtsherstel te krijgen. Dan zal namelijk naar verwachting het formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’ beschikbaar komen. U krijgt dan weer een brief met het verzoek om met dit formulier per belastingjaar aanvullende informatie te verstrekken over het werkelijke rendement. Vervolgens wordt berekend hoeveel box-3-heffing u mogelijk terugkrijgt.

Voorkom belastingrente betalen

De belastingrente voor de inkomstenbelasting is verlaagd van 7,5% naar 6,5%. U kunt met belastingrente te maken krijgen, als u inkomstenbelasting moet bijbetalen. Dit kunt u voorkomen door een reële inschatting te (laten) maken van de verschuldigde inkomstenbelasting en uw voorlopige aanslag daarop te laten aanpassen.

Heeft u van de Belastingdienst eind vorig jaar een voorlopige aanslag of teruggaaf inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen 2025 ontvangen? Laat deze dan goed controleren. De eindafrekening met de Belastingdienst vindt plaats na afloop van het jaar, wanneer u de aangifte inkomstenbelasting hebt ingediend. Heeft u dan te weinig inkomstenbelasting betaald of juist te veel teruggaaf gehad, dan moet u die belasting alsnog betalen, verhoogd met belastingrente. Verwacht u een wijziging in uw inkomen of in uw privéomstandigheden? Laat dan uw voorlopige aanslag of teruggaaf 2025 controleren en zo nodig aanpassen.

Gewijzigde schenkingsvrijstellingen

Heeft u vorig jaar maximaal € 6.633 aan uw kind geschonken? Dan hoeft uw kind geen aangiftebiljet voor de schenkbelasting in te dienen. Als u meer hebt geschonken, moet uw kind over het meerdere schenkbelasting betalen. In dat geval moet hij of zij uiterlijk vóór 1 maart 2025 een aangiftebiljet voor de schenkbelasting hebben ingediend. In 2025 bedraagt het maximale bedrag, waarvoor bij een schenking van ouder aan kind geen schenkingsaangifte hoeft te worden gedaan € 6.713 per kind.

Naast de jaarlijkse schenking kunt u uw kinderen (of hun partners) als zij ouder zijn dan 18 en jonger dan 40 jaar, ook eenmalig een hoger bedrag vrijgesteld schenken. In 2024 bedroeg deze vrij  besteedbare schenking € 31.813. Deze vrijstelling is in 2025 verhoogd naar € 32.195. Daarnaast kunt u aan deze kinderen – in plaats van de eenmalig verhoogde schenking – ook een extra verhoogde vrijgestelde schenking doen. In 2024 bedroeg deze vrijstelling € 66.268. De vrijstelling is dit jaar verhoogd naar € 67.064. Deze schenking is niet vrij besteedbaar, maar moet worden gebruikt voor een dure studie. Bovendien heeft u hiervoor een notariële schenkingsakte nodig. Heeft u uw kinderen in 2024 een van deze schenkingen gedaan? Dan moeten zij vóór 1 maart 2025 schenkingsaangifte doen, waarin zij de vrijstelling claimen.

Uitzondering OVB bij sleutelovereenkomst

Een sleutelovereenkomst is een overeenkomst waarbij een koper van een woning bepaalde toestemming(en) (de sleutel) krijgt van een verkoper van een woning vooruitlopend op de juridische eigendomsverkrijging van de woning. Dat is de levering bij de notaris. Deze overeenkomst kan, afhankelijk van de aard en inhoud van die overeenkomst, leiden tot een verkrijging van de economische eigendom van de woning die belast is voor de overdrachtsbelasting (OVB). Hierop wordt onder voorwaarden vanaf 1 januari 2025 een uitzondering gemaakt voor de sleutelovereenkomst die tot een verkrijging van de economische eigendom van een woning leidt en u de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken. Die voorwaarden zijn:

  • u verkrijgt de juridische eigendom van de woning (door middel van de levering bij de notaris) binnen 6 maanden na het daadwerkelijk ingaan van de sleutelovereenkomst van de woning;
  • op de verkrijging van de juridische eigendom van die woning is het 2%-tarief of de startersvrijstelling van toepassing.

Let op
Het is overigens ook mogelijk dat u eerst de juridische eigendom van een woning verkrijgt en daarna de economische eigendom. De geheven OVB bij de eerste verkrijging wordt verrekend met de OVB verschuldigd bij tweede verkrijging.

Leeftijdsgrens toeslagpartner bij bloed- en aanverwanten geschrapt  

Als u als ouder en kind op hetzelfde adres staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), bent u geen partner van elkaar voor de toeslagen. Maar tot 1 januari 2025 werd u wel toeslagpartner van elkaar, zodra het kind de leeftijd van 27 jaar bereikte. Maar omdat bloed- en aanverwanten zich geen partners voelen, is per 1 januari 2025 deze leeftijdsgrens vervallen. Hierdoor is er geen sprake meer van partnerschap bij bloed- en aanverwanten in de eerste graad die op hetzelfde adres staan ingeschreven. Het voordeel hiervan is dat u elkaars inkomen niet hoeft mee te tellen voor uw recht op toeslagen.

Zorgpremies omhoog – check uw recht op zorgtoeslag

De maandpremie voor de basiszorgverzekering voor 2025 is verhoogd. U kunt die premiekosten mogelijk drukken door zorgtoeslag aan te vragen. Veel mensen, met name ondernemers, weten niet dat zij hiervoor in aanmerking kunnen komen. Bent u 18 jaar of ouder en heeft u een Nederlandse zorgverzekering? Dan heeft u mogelijk recht op de zorgtoeslag. In 2025 bedraagt deze toeslag maximaal € 131 per maand als u alleenstaand bent of € 251 per maand als u een toeslagpartner hebt. De bedragen zijn hoger dan vorig jaar. Naast de genoemde voorwaarden moet u ook voldoen aan een inkomenseis en een vermogenseis. Heeft u geen toeslagpartner? Dan mag uw inkomen niet hoger zijn dan € 39.719 (in 2024: € 37.496). Heeft u wel een toeslagpartner, dan ligt de inkomensgrens bij € 50.206 (in 2024: € 47.368) voor u samen. Daarnaast mag u op 1 januari 2025 ook niet te veel vermogen hebben. De vermogensgrens voor de zorgtoeslag per 1 januari 2025 is verhoogd tot € 141.896 (in 2024: € 140.213) voor een alleenstaande en tot € 179.429 (in 2024: € 177.301) als u een toeslagpartner hebt.

Tip
U kunt ook in aanmerking komen voor de zorgtoeslag als u met een inkomensdaling te maken hebt gehad, bijvoorbeeld doordat u minder bent gaan werken of door een echtscheiding. Check of u zorgtoeslag kunt krijgen, maak een proefberekening en verminder de premielast van uw  zorgverzekering. 

Meer kinderopvangtoeslag voor middeninkomens

De maximale uurprijzen waarvoor ouders kinderopvangtoeslag kunnen krijgen, zijn in 2025 verhoogd. De maximale uurprijs voor dagopvang bedraagt € 10,71 (in 2024: € 10,25), voor buitenschoolse opvang € 9,52 (in 2024: € 9,12) en voor gastouderopvang € 8,10 (in 2024: € 7,53). Per kind kunt u voor maximaal 230 uur per maand kinderopvangtoeslag krijgen. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van het toetsingsinkomen. Deze toetsingsinkomens zijn ook verhoogd, zodat met name de middeninkomens meer kinderopvangtoeslag krijgen. Vanaf een inkomen van € 159.225 (in 2024: € 138.890) ontvangt u 33,3% van de opvangkosten voor het eerste kind. Dit percentage loopt op bij een lager toetsingsinkomen tot 96%. Dit percentage geldt bij een inkomen van € 47.403 (in 2024: € 28.297) of minder. In 2025 heeft u dus bij een aanzienlijk hoger inkomen dan in 2024 al recht op een tegemoetkoming van 96%.

Hoger kindgebonden budget

Het kindgebonden budget is in 2025 verhoogd. In tegenstelling tot de kinderbijslag is het kindgebonden budget inkomensafhankelijk. Naast het inkomen van u en uw eventuele partner is hiervoor ook van belang het aantal kinderen en de leeftijd die zij hebben. Heeft u een partner? Dan krijgt u tot een inkomen van € 37.545 het maximale bedrag. Bij een hoger inkomen wordt dit afgebouwd met 7,10%. Hoe hoger uw inkomen, hoe lager de toeslag. Daarnaast mag ook het gezamenlijke vermogen niet te hoog zijn: maximaal € 179.429 voor u en uw partner samen.

Bent u een alleenstaande ouder, is uw kind tussen 12 en 17 jaar oud en heeft u een inkomen tot € 28.406? In dat geval hebt u recht op de maximale aanvullende vergoeding van € 3.389. Deze aanvulling neemt af met 7,10% naarmate u meer inkomen heeft.

Meer huurtoeslag

Het recht op huurtoeslag wordt in 2025 nog bepaald door de hoogte van de maximale rekenhuur. Dat is de kale huur plus bepaalde servicekosten. Deze kosten betreffen de schoonmaak- en energiekosten van gemeenschappelijke ruimten, de kosten voor de huismeester en kosten voor dienst- en recreatieruimten. Hierin komt vanaf 2026 waarschijnlijk verandering. Dan kunnen ook huurders met een hogere huur huurtoeslag krijgen en worden de gemeenschappelijke servicekosten niet meer vergoed.

Per soort kosten wordt maximaal € 12 opgeteld bij de huurprijs, ongeacht de werkelijke kosten. De rekenhuur mag niet hoger zijn dan de huurgrens van € 900,07 (in 2024: € 879,66 per maand). Bent u tussen de 18 en 23 jaar? Dan is de huurgrens € 477,20 (in 2024: 454,47). Ook het inkomen en het vermogen beperken uw recht op huurtoeslag. Er is geen vaste inkomensgrens, maar tot een inkomen van € 46.000 (alleenstaande) heeft u meestal nog recht op huurtoeslag. Hoe hoger uw inkomen, hoe minder huurtoeslag u krijgt. Heeft u een toeslagpartner of medebewoner? Dan telt hun inkomen ook mee. Om zeker te weten of u recht heeft op huurtoeslag, kunt u een proefberekening maken op de website van de Belastingdienst.

Er is wel een vaste vermogensgrens. U mag op 1 januari 2025 niet meer vermogen hebben dan € 37.395 (in 2024: € 36.952). Heeft u een toeslagpartner, dan mag uw vermogen samen maximaal € 74.790 (in 2024: € 73.904) bedragen. Ook het vermogen van een medebewoner telt mee en mag niet hoger zijn dan € 37.395. U én de medebewoner moeten allebei minder dan dit bedrag aan vermogen hebben. De vermogensgrens die geldt voor een toeslagpartner geldt dus niet voor een medebewoner. 

Let op
Staat uw echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner niet op uw adres ingeschreven? Dan telt zijn of haar vermogen niet mee voor de huurtoeslag, maar wel voor de andere toeslagen.

Wijzigingen elektrisch rijden

Het kabinet wil het elektrische rijden blijven ondersteunen, maar niet met subsidies. U kunt daarom geen subsidies meer krijgen voor de aanschaf van nieuwe of gebruikte elektrische auto’s. Wel blijft de tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije personenauto’s behouden tot en met 2029, maar voor een lager percentage. Bedroeg de korting in 2024 nog 100%, de nieuwe korting bedraagt in 2025 nog 75%. In de periode 2026 tot en met 2029 gaat de korting zelfs naar slechts 25%. De korting werkt door in de provinciale opcenten. De bpm-vrijstelling voor elektrische auto’s is vervallen, maar blijft berekend worden op basis van de CO2-uitstoot, waardoor er weinig is veranderd.

Voor plug-in-hybride auto’s krijgt u in 2025 een korting van 25% op de motorrijtuigenbelasting en vervalt de korting helemaal al in 2026. Ook de speciale bpm-tabel voor plug-in hybride personenauto’s is per 1 januari jl. afgeschaft. Sindsdien is op deze auto’s dus de reguliere bpm-tabel van toepassing. Voor alle personenauto’s gaat het vaste deel van de bpm omhoog met ongeveer € 200.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven