Bepaal uw keuze voor vergoeden ET-kosten
Werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken, krijgen vaak een vergoeding voor de extra kosten van verblijf buiten hun land van herkomst. Dit zijn de zogenoemde extraterritoriale kosten (ET-kosten). U kunt de werkelijke ET-kosten vergoeden op declaratiebasis of op basis van de 30%-regeling. In het eerstgenoemde geval moet u de kosten aannemelijk maken. U moet de kosten en de vergoeding per werknemer bijhouden. Bij toepassing van de 30%-regeling mag u – onder voorwaarden – zonder bewijs maximaal 30% van het loon onbelast vergoeden. U moet jaarlijks in het eerste loontijdvak van het kalenderjaar, waarin u de ET-kosten vergoedt voor het hele kalenderjaar kiezen voor een van beide regelingen. Een uitzondering geldt voor de eerste vier maanden van het eerste jaar van de tewerkstelling.
Hoe werkt dit?
Stel dat de ingekomen werknemer per 1 maart 2025 bij u komt werken. U doet binnen vier maanden de aanvraag voor de 30%-regeling. U krijgt dan een 30%-beschikking van de Belastingdienst die terugwerkt tot 1 maart 2025. Tot 1 juli 2025 mag u dan per loontijdvak kiezen of u de ET-kosten op declaratiebasis wilt vergoeden of op basis van de 30%-regeling. Vanaf de vijfde maand (juli) maakt u een keuze voor de rest van het kalenderjaar. Vanaf 2026 kiest u volgens de hoofdregel per kalenderjaar.
Meer vrije ruimte
Het percentage van de vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 fiscale loonsom is verhoogd van 1,92% naar 2%. Dit blijft zo tot en met 2026. Vanaf 1 januari 2027 gaat het percentage verder omhoog naar 2,16%. Boven de € 400.000 blijft het percentage 1,18%.
Hogere thuiswerkvergoeding
De gerichte vrijstelling voor de thuiswerkvergoeding is verhoogd. Deze onbelaste vergoeding gaat van € 2,35 per dag omhoog naar € 2,40 per dag. Let op: wanneer uw werknemer op een dag zowel thuis als op een vaste werkplek werkt, mag u niet én de gerichte vrijstelling voor reiskosten woon-werkverkeer (maximaal € 0,23) én die voor thuiswerkkosten toepassen.
Lage Aof-premie kleine werkgevers
Een kleine werkgever betaalt een lage premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en een middelgrote en grote werkgever een hoge premie. U bent in het premiejaar 2025 een kleine werkgever als uw premieloon over 2023 niet meer bedraagt dan € 990.000. Het verschil tussen de hoge en lage premie mag niet meer dan 2% bedragen. De lage premie is verhoogd van 6,18% in 2024 naar 6,28% in 2025 en hoge premie van 7,54% naar 7,64%.
Let op
Bent u een startende werkgever? Dan wordt u tijdens de eerste twee jaar als een kleine werkgever aangemerkt en betaalt u dus de lage Aof-premie.
Hoger maximumbijdrageloon maar lager premiepercentage Zvw
U betaalt over het loon van uw werknemers meestal de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (Zvw). In bepaalde gevallen betaalt de werknemer zelf een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, die u dan inhoudt op het nettoloon. Dat geldt bijvoorbeeld voor pseudo-werknemers (opting-in), maar ook voor dga’s (bestuurders van hun bv) die niet verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. De heffing of bijdrage wordt berekend over het loon van de werknemer tot een bepaald maximum. Het maximumbijdrageloon is in alle gevallen gelijk en is in 2025 verhoogd naar € 75.864 (in 2024: € 71.628). Het percentage van de werkgeversheffing Zvw is verlaagd van 6,57% in 2024 naar 6,51% in 2025. Het percentage werknemersbijdrage Zvw bedraagt 5,26% in 2025 (in 2024: 5,32%).
Inhouding nominale premie Zvw op minimumloon
Op het verbod op inhoudingen op het minimumloon worden enkele uitzonderingen toegestaan, maar dan moet u wel aan de voorwaarden voldoen. Een van die uitzonderingen betreft de zorgverzekeringspremie. U mag met een schriftelijke machtiging van de werknemer de kosten voor de zorgverzekering op het uit te betalen minimumloon inhouden tot maximaal het bedrag van de gemiddelde nominale premie die een verzekerde voor de zorgverzekering betaalt. In 2025 is dat € 1.868 per jaar oftewel € 155,67 per maand.
Beperk strafheffing bij vervroegd pensioen
Bent u van plan om werknemers vervroegd met pensioen te laten gaan, maak dan gebruik van een tijdelijke (tot en met 2025) vrijstelling van de strafheffing van 52%. Deze heffing komt bovenop de loonbelasting en premies die u moet inhouden en afdragen. De vrijstelling betreft de drempelvrijstelling van maximaal € 2.273 per maand (in 2024: € 2.182) in de zogenoemde RVU-regeling. Het RVU-budget bedraagt 36 x € 2.273. De hoogte van de uitkering is gekoppeld aan de AOW-uitkering van de werknemer en omvat maximaal een periode van 36 maanden eindigend bij de AOW-leeftijd van de werknemer. Maakt de werknemer korter dan 36 maanden gebruik van de RVU-regeling, dan mag het maandbedrag hoger zijn, zolang u maar binnen het totale budget blijft.
Na 2025
In oktober 2024 hebben het kabinet en de sociale partners een akkoord bereikt over verlenging van de RVU-regeling. De afspraken moeten nog worden uitgewerkt in een wettelijke regeling. De belangrijkste punten uit het akkoord zijn:
- verlenging van de regeling alleen voor zware beroepen. De cao-partijen moeten nog bepalen welke arbeid valt onder zwaar werk;
- verhoging van de drempelvrijstelling met (bruto) € 3.600 per jaar;
- geen beperking van het aantal deelnemers, maar er zijn wel ijkmomenten ingebouwd, waarop de minister kan ingrijpen;
- geen nieuwe einddatum, wel jaarlijkse monitoring en 3-jaarlijkse evaluatie;
- in beginsel geen inkomensgrens;
- het kabinet en de sociale partners komen in mei met voorstellen over duurzame inzetbaarheid van werknemers.
Minder vaak lage WW-premie herzien
Heeft u werknemers in dienst die substantieel overwerken (30% of meer uren ten opzichte van de contractuele uren), dan moet u achteraf de lage WW-premie (2,74% in 2025) herzien. U bent dan alsnog de hoge WW-premie (7,74% in 2025) verschuldigd over het gehele kalenderjaar en over alle arbeidsuren. Op deze hoofdregel bestaat een uitzondering voor arbeidsovereenkomsten met een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week. Deze uitzondering is vanaf 1 januari 2025 verruimd door deze grens te verlagen naar 30 uur of meer per week. Het gevolg daarvan is dat de 30%-herzieningssituatie minder vaak aan de orde is.
Tip
Zorg dat u tijdig signaleert dat een werknemer de overwerkgrens dreigt te overschrijden. Een goed salarispakket kan daarin voorzien.
Deadline renseigneringsplicht betalingen aan derden nadert
U bent als werkgever verplicht om gegevens over betalingen aan derden te verstrekken aan de Belastingdienst. Uitgezonderd zijn betalingen aan werknemers, artiesten, beroepssporters, vrijwilligers en personen die een btw-factuur hebben uitgereikt. Gegevens over personen die facturen zonder btw uitreiken of geen facturen uitreiken of facturen met btw verlegd, moet u dus wel aanleveren. U levert de volgende gegevens aan:
- het BSN, de naam, het adres en de geboortedatum van de ontvanger van de betalingen;
- de in het kalenderjaar uitbetaalde bedragen; en
- de data waarop de betalingen zijn gedaan.
Ook kostenvergoedingen moet u vermelden. Deze gegevens en inlichtingen moet u jaarlijks uiterlijk verstrekken op 31 januari na afloop van het kalenderjaar, waarop de informatie betrekking heeft. De gegevens over de uitbetalingen aan derden over 2024 moet u dus uiterlijk 31 januari 2025 hebben aangeleverd. Dat kan digitaal via het gegevensportaal of via Digipoort.
Eindheffing bestelauto van de zaak geïndexeerd
Stelt u een (bestel)auto ter beschikking aan uw werknemer, dan moet u rekening houden met een bijtelling voor privégebruik. Deze bijtelling kunt u voor bepaalde bestelauto’s onder voorwaarden afkopen. U betaalt dan een eindheffing per bestelauto per jaar. Deze eindheffing was sinds de invoering € 300, maar is per 1 januari 2025 geïndexeerd en bedraagt nu € 438 ofwel € 36,50 per maand. Vanaf 2026 wordt de eindheffing jaarlijks geïndexeerd.
U mag deze eindheffing toepassen als de bestelauto vanwege de aard van de werkzaamheden doorlopend afwisselend wordt gebruikt door twee of meer werknemers en het daardoor moeilijk vast te stellen is of, en aan wie de bestelauto voor privégebruik ter beschikking is gesteld.
AOW-leeftijd ongewijzigd
De AOW-leeftijd blijft tot en met 2027 67 jaar. In 2028 en 2029 gaat de AOW-leeftijd naar 67 jaar en 3 maanden. Onlangs is beslist dat de AOW-leeftijd tot en met 2030 niet verder zal worden verhoogd. De AOW-leeftijd is gekoppeld aan de levensverwachting en wordt 5 jaar voor de ingangsdatum bekendgemaakt.
Meer bijtellen voor elektrisch rijden
De bijtelling voor het rijden in een nieuwe elektrische auto van de zaak is verhoogd van 16% naar 17% over de eerste € 30.000 catalogusprijs van de auto en 22% over het meerdere. Vanaf 2026 gaat de bijtelling naar 22% voor alle nieuwe elektrische auto’s van de zaak. Er wordt dan geen onderscheid meer gemaakt tussen elektrische auto’s en auto’s op fossiele brandstof.
Maximum transitievergoeding verhoogd
Het wettelijk maximum voor de transitievergoeding wordt jaarlijks bijgesteld. Het maximum is voor 2025 verhoogd naar bruto € 98.000 (in 2024: € 94.000) of één bruto jaarsalaris als dat hoger is.
LKV’s aanvragen
U kunt via de loonaangifte loonkostenvoordelen (LKV’s) aanvragen voor de volgende werknemers:
- werknemers van 56 jaar of ouder;
- arbeidsgehandicapte werknemers;
- iemand uit de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden; en
- herplaatste arbeidsgehandicapte werknemers met een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering.
Voor de groepen 1, 2 en 3 kunt u maximaal 3 jaar een tegemoetkoming krijgen. Voor groep 4 is die termijn 1 jaar. Het LKV voor groep 3 bedraagt in 2025 € 1,01 per verloond uur en maximaal € 2.000 per werknemer per jaar. Het LKV voor de groepen 2 en 4 bedraagt in 2025 € 3,05 per verloond uur en maximaal € 6.000 per werknemer per jaar.
Doelgroepverklaring
Wilt u gebruikmaken van de LKV’s? Dan moet u over een doelgroepverklaring beschikken. De werknemer (of u met een machtiging van de werknemer) moet de doelgroepverklaring aanvragen binnen 3 maanden na de datum van indiensttreding (doelgroepen 1, 2 en 3) of van herplaatsing na twee jaar ziekte (doelgroep 4).
Verruiming LKV groep 4
Tot en met 2024 kon u voor een werknemer met een arbeidshandicap pas een loonkostenvoordeel (LKV) krijgen als de werknemer recht heeft op een WIA-uitkering en hij of zij daarna met passend werk is gestart. Maar vaak werkt de werknemer al in passend werk gedurende de wachttijd. Vanaf 1 januari 2025 heeft u al recht op het LKV voor het herplaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer in de wachttijd van de WIA. Deze uitbreiding zou pas in 2026 in werking treden, maar is een jaar naar voren gehaald.
Afbouw LKV groep 1
Het LKV oudere werknemer (groep 1) wordt stapsgewijs afgebouwd. Voor deze groep heeft u voor de gehele 3-jaarsperiode recht op € 3,05 per verloond uur met een maximaal € 6.000 per werknemer per jaar, als de dienstbetrekking vóór 1 januari 2024 is begonnen. Is de dienstbetrekking bijvoorbeeld in 2023 begonnen? Dan heeft u tot en met 2026 recht op het LKV oudere werknemer van € 3,05 per verloond uur met een maximaal € 6.000 per jaar.
Is de dienstbetrekking in 2024 begonnen, dan heeft u vanaf dat moment ook nog recht op € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per jaar. Maar vanaf 2025 is het bedrag verlaagd tot € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600 per jaar. Begint de dienstbetrekking in 2025? Dan heeft u vanaf dat moment ook recht op het LKV oudere werknemer van € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600 per jaar. Vanaf 2026 wordt het LKV oudere werknemer afgeschaft.
Het LKV wordt achteraf uitbetaald over het voorafgaande jaar. Voor dienstbetrekkingen die op of na 1 januari 2024 zijn begonnen, is dus het laatste LKV oudere werknemer het LKV 2025 dat in 2026 wordt uitbetaald.
Nieuwe subsidieregeling ‘Meer uren werkt!’
Veel werkgevers kampen momenteel met personeelstekorten. Een van de maatregelen die wordt
ingezet om dit probleem op te lossen is een tijdelijke subsidieregeling die deeltijdwerkers moet stimuleren om meer uren te werken. Daarnaast moet de regeling bijdragen aan een betere werk-privébalans en een verbetering van de economische zelfstandigheid van werknemers die in deeltijd werken. De subsidieregeling ‘Meer uren werkt’ richt zich in het eerste aanvraagtijdvak op 7 activiteiten, waarvan er 5 specifiek zijn gericht op deeltijdwerkers in de sectoren zorg en welzijn, kinderopvang en het onderwijs. Hierbij gaat het om alternatieve roostering, herstructurering van taken, het leren voeren van een gesprek tussen werknemer en werkgever over meer uren werken, combinatiebanen en het verspreiden van informatie over de mogelijkheden om een mantelzorgvriendelijke organisatie te worden. De overige 2 subsidiabele activiteiten zijn bedoeld voor alle sectoren. Daarbij gaat het om het stimuleren van ‘oudervriendelijke’ organisaties, waarin mannen en vrouwen gelijk worden benaderd en het inzichtelijk maken wat meer uren werken de werknemer oplevert.
De subsidie wordt verleend aan een werkgevers- of werknemersorganisatie, een brancheorganisatie en O&O-fondsen. Zij moeten een samenwerkingsverband aangaan met een partij die de activiteit gaat uitvoeren bij een deelnemende organisatie. Deze organisatie moet ten minste 50 werknemers hebben. Voor elke activiteit moet een aparte aanvraag worden ingediend. Het aanvraagloket bij het subsidieportaal van Uitvoering Van Beleid (UVB) is open van 13 januari 2025 tot en met 14 februari 2025.
Subsidie voor stimulering duurzamer reisgedrag
Bent u aangesloten bij een ondernemersorganisatie bijvoorbeeld een brancheorganisatie in het mkb of
een ondernemers- of industrievereniging? Dan is misschien de nieuwe subsidieregeling Collectieven mkb Verduurzaming Reisgedrag (COVER) interessant voor u. U kunt met deze regeling via een organisatie van ondernemers stappen zetten naar het blijvend verduurzamen van het reisgedrag van uw werknemers. De ondernemersorganisatie kan daartoe namelijk vanaf 14 januari 2025 bij de RVO subsidie aanvragen voor maximaal 75% van de kosten van projecten of activiteiten die leiden tot blijvend duurzamer reisgedrag van werknemers van aangesloten werkgevers. Per project kan maximaal € 100.000 subsidie worden verkregen. Voor de volgende verduurzamingsprojecten kan onder meer subsidie worden gekregen:
- het vervoer op bedrijventerreinen;
- de inzet van deelauto’s of deelfietsen;
- maatregelen die thuiswerken aanmoedigen;
- mobiliteitsbudget dat financieel voordeel geeft bij vergroening van woon-werkverkeer.
Ook de loonkosten of de kosten voor het inhuren van personeel voor projecten zijn subsidiabel. De aanvraagperiode loopt tot 1 oktober 2025.