1. Vrije ruimte structureel verlaagd
Het percentage van de vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 fiscale loonsom is structureel vastgesteld op 1,92%. Boven de € 400.000 is het percentage 1,18% gebleven.
2. Hogere reiskosten- en thuiswerkvergoeding
De maximale onbelaste reiskostenvergoeding is verhoogd van € 0,21 naar € 0,23 per kilometer. De onbelaste reiskostenvergoeding is een gerichte vrijstelling en komt dus niet ten laste van de vrije ruimte. U bent overigens niet altijd verplicht om deze hogere onbelaste reiskostenvergoeding te betalen aan uw werknemers. Dat hangt af van wat over de reiskostenvergoeding is afgesproken in de cao, de arbeidsovereenkomst en/of het arbeidsvoorwaardenreglement.
Ook de gerichte vrijstelling voor de thuiswerkvergoeding is verhoogd. Deze onbelaste vergoeding is van € 2,15 per dag verhoogd naar € 2,35 per dag.
Let op bij samenloop
Wanneer uw werknemer op een dag zowel thuis als op een vaste werkplek werkt, mag u niet én de gerichte vrijstelling voor reiskosten woon-werkverkeer én die voor thuiswerkkosten toepassen.
3. Deadline renseigneringsplicht betalingen aan derden nadert
U bent als werkgever verplicht om gegevens over betalingen aan derden te verstrekken aan de Belastingdienst. Daartoe wordt u niet meer uitgenodigd. Uitgezonderd zijn betalingen aan werknemers, artiesten, beroepssporters, vrijwilligers en personen die een btw-factuur hebben uitgereikt. Gegevens over personen die facturen zonder btw uitreiken of geen facturen uitreiken, moet u dus wel aanleveren. U levert de volgende gegevens aan:
- het BSN, de naam, het adres en de geboortedatum van de ontvanger van de betalingen;
- de in het kalenderjaar uitbetaalde bedragen; en
- de data waarop de betalingen zijn gedaan.
Ook kostenvergoedingen moet u vermelden. Deze gegevens en inlichtingen moet u jaarlijks uiterlijk verstrekken op 31 januari na afloop van het kalenderjaar, waarop de informatie betrekking heeft. De gegevens over de uitbetalingen aan derden over 2023 moet u dus uiterlijk 31 januari 2024 hebben aangeleverd. Dat kan digitaal via het gegevensportaal of via Digipoort. Wilt u van Digipoort gebruikmaken, dan hebt u een PKIoverheid services certificaat nodig. Als u dat (nog) niet hebt, kunt u dit certificaat aanvragen bij Logius.
4. Maximum transitievergoeding verhoogd
Het wettelijk maximum voor de transitievergoeding wordt jaarlijks bijgesteld. Het maximum is voor 2024 verhoogd naar bruto € 94.000 (in 2023: € 89.000) of één bruto jaarsalaris als dat hoger is.
5. Eén vrijstelling voor OV-abonnementen
Vanaf dit jaar is er nog maar één gerichte vrijstelling voor het onbelast verstrekken van een abonnement op het openbaar vervoer aan uw werknemers. U hoeft niet meer na te gaan of de vergoeding niet hoger is dan de werkelijke kosten van het zakelijk gebruik. Voorwaarde blijft dat de werknemer de OV-kaart in enige mate zakelijk gebruikt. Enkel het gebruik voor woon-werkverkeer is al genoeg. De nieuwe regeling moet dan ook een stimulans zijn voor het gebruik van het openbaar vervoer, voor zowel zakelijke als privéreizen.
6. Bepaal uw keuze voor vergoeden ET-kosten
Werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken, krijgen vaak een vergoeding voor de extra kosten van verblijf buiten hun land van herkomst. Dit zijn de zogenoemde extraterritoriale kosten (ET-kosten). U kunt de werkelijke ET-kosten vergoeden op declaratiebasis of op basis van de 30%-regeling. In het eerstgenoemde geval moet u de kosten aannemelijk maken. U moet de kosten en de vergoeding per werknemer bijhouden. Bij toepassing van de 30%-regeling mag u – onder voorwaarden – zonder bewijs maximaal 30% van het loon onbelast vergoeden. U moet jaarlijks in het eerste loontijdvak van het kalenderjaar, waarin u de ET-kosten vergoedt voor het hele kalenderjaar kiezen voor een van beide regelingen. Een uitzondering geldt voor de eerste vier maanden van het eerste jaar van de tewerkstelling.
Hoe werkt dit?
Stel dat de ingekomen werknemer per 1 maart 2024 bij u komt werken. U doet binnen vier maanden de aanvraag voor de 30%-regeling. U krijgt dan een 30%-beschikking van de Belastingdienst die terugwerkt tot 1 maart 2024. Tot 1 juli 2024 mag u dan per loontijdvak kiezen of u de ET-kosten op declaratiebasis wilt vergoeden of op basis van de 30%-regeling. Vanaf de vijfde maand (juli) maakt u een keuze voor de rest van het kalenderjaar. Vanaf 2025 kiest u per kalenderjaar.
Versoberingen
Betrek bij uw keuze ook de volgende versoberingen. Per 1 januari 2024 is de 30%-regeling voor ingekomen werknemers beperkt tot de zogenoemde Bakenende-norm. Dit normbedrag bedraagt € 233.000 per jaar. Bij een hoger inkomen mag u dan zonder nader bewijs niet meer dan € 69.900 (30% over € 233.000) onbelast vergoeden.
Een andere versobering betreft de afbouw van de onbelaste vergoeding:
- de eerste 20 maanden ten hoogste 30% van het belastbaar loon;
- de daaropvolgende maximaal 20 maanden ten hoogste 20% van het belastbare loon;
- daarna nog maximaal 20 maanden 10% van het belastbare loon.
Na 60 maanden is de maximale looptijd van de 30%-regeling verstreken. Deze nieuwe regeling geldt voor werknemers die vanaf 1 januari 2024 in Nederland zijn komen werken. Voor werknemers die in het laatste tijdvak van 2023 al een vergoeding genoten op basis van de 30%-regeling, blijft de oude regeling gelden.
Tip
Kiest u in 2024 voor de 30%-regeling? Pas dan uw administratie zo aan dat u steeds scherp hebt wanneer en voor welke werknemer de 20 maanden verstrijken en u een ander percentage moet toepassen voor de onbelaste vergoeding. Ook zult u in uw administratie moeten verwerken voor welke werknemers de oude regeling geldt.
7. Start minimumuurloon
Op 1 januari 2024 is het wettelijk minimumuurloon ingevoerd. Het bruto minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder bedraagt € 13,27 per uur. Een vast bedrag per maand op basis van het minimumuurloon berekent u door het totale aantal (te verwachten) arbeidsuren van de werknemer in het betreffende kalenderjaar te delen door 12. Dit vermenigvuldigt u met het geldende minimumuurloon: vast bedrag per maand = (aantal arbeidsuren in betreffende kalenderjaar / 12) x minimumuurloon. Het aantal werkbare dagen in 2024 is 262.
8. LKV’s aanvragen
U kunt via de loonaangifte loonkostenvoordelen (LKV’s) aanvragen voor werknemers in bepaalde doelgroepen. Die groepen werknemers zijn:
- werknemers van 56 jaar of ouder;
- arbeidsgehandicapte werknemers;
- iemand uit de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden; en
- herplaatste arbeidsgehandicapte werknemers met een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering.
Voor de groepen 1, 2 en 3 kunt u maximaal 3 jaar een tegemoetkoming krijgen. Voor groep 4 is die termijn 1 jaar. Het LKV bedraagt in 2024 voor de groepen 1, 2 en 4 € 3,05 per verloond uur en maximaal € 6.000 per werknemer per jaar.Het LKV voor groep 3 bedraagt in 2024 € 1,01 per verloond uur en maximaal € 2.000 per werknemer per jaar.
Doelgroepverklaring
Wilt u gebruikmaken van de LKV’s, dan moet u over een doelgroepverklaring beschikken. De werknemer (of u met een machtiging van de werknemer) moet de doelgroepverklaring aanvragen binnen 3 maanden na de datum van indiensttreding (doelgroepen 1, 2 en 3) of van herplaatsing na twee jaar ziekte (doelgroep 4).
Stapsgewijze afschaffing LKV oudere werknemer
Vanwege de beperkte doeltreffendheid en doelmatigheid van het LKV oudere werknemer wordt dit LKV stapsgewijs afgeschaft. Het LKV oudere werknemer dat is verleend voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 wordt verlaagd per 1 januari 2025 en afgeschaft per 1 januari 2026. Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 wordt het LKV ouderen niet verlaagd en afgeschaft.
Hoe werkt dit uit?
U hebt voor een werknemer die op 1 maart 2024 in dienst treedt en voldoet aan de voorwaarden, voor de 10 resterende maanden in 2024 recht op € 3,05 per uur. Voor de in 2025 te maken uren hebt u recht op het verlaagde bedrag van € 1,35 per uur. Vanaf 1 januari 2026 hebt u voor deze werknemer geen recht meer op het LKV ouderen.
Overzicht met bedragen per verloond uur:
2024 2025 2026
Dienstbetrekkingen die begonnen vóór
1 januari 2024 € 3,05 € 3,05 € 3,05
Dienstbetrekkingen die beginnen in 2024 € 3,05 € 1,35 –
Dienstbetrekkingen die beginnen in 2025 n.v.t. € 1,35 –
Dienstbetrekkingen die beginnen in 2026 n.v.t. n.v.t. –
Let op
Het LKV arbeidsgehandicapte werknemer wordt niet verlaagd en afgeschaft!
9. LIV 2024
U kunt voor bepaalde werknemers met een laag loon in aanmerking komen voor het lage-inkomensvoordeel (LIV). Tot en met 2023 was een van de voorwaarden voor het LIV dat het gemiddelde uurloon over een kalenderjaar moet liggen tussen de 100% en 125% van het wettelijk minimumloon (WML). Vanwege de invoering van het wettelijk minimumuurloon is de bovengrens per 1 januari 2024 verlaagd naar 104% van het WML. U komt vanaf 2024 in aanmerking voor het LIV als u werknemers hebt met ten minste 1.248 verloonde uren per kalenderjaar die een uurloon verdienen tussen € 14,33 en € 14,91. In 2024 bedraagt het LIV € 0,49 per verloond uur met een maximum van € 960 per werknemer per kalenderjaar. Het LIV wordt in 2025 afgeschaft.
Einde jeugd-LIV
Het jeugd-LIV is per 1 januari 2024 afgeschaft. Had u over 2023 recht op het jeugd-LIV. Dan wordt deze in 2024 automatisch aan u uitbetaald.
10. Hogere onbelaste vrijwilligersregeling
De vrijwilligersregeling is een uitzondering binnen de loonbelasting, waardoor u niet hoeft te toetsen of er sprake is van een echte of een fictieve dienstbetrekking. Een van de voorwaarden is dat de vrijwilliger een niet-marktconforme beloning ontvangt, die binnen de grenzen van de vrijwilligersregeling blijft. Dat is het geval als iemand in 2024 vergoedingen of verstrekkingen krijgt tot maximaal € 210 (in 2023: € 190) per maand en maximaal € 2.100 per kalenderjaar. Van belang daarbij is dat een vergoeding niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard van het werk.
De Belastingdienst neemt aan dat een uurvergoeding van maximaal € 5,50 (in 2023: € 5,00) een niet-marktconforme beloning is. Juist om jongeren te stimuleren omvrijwilligerswerk te doen, is per 2024 de urennorm verhoogd van € 2,75 tot € 3,25 per uur voor personen jonger dan 21 jaar. De genoemde uurvergoedingen gelden ook als een vrijwilliger niet per uur maar per activiteit wordt betaald en de vergoeding wordt omgerekend naar een vergoeding per uur. Een urenadministratie bijhouden is niet verplicht.
Tip
Als u een hogere uurvergoeding geeft en daarbij aannemelijk maakt dat die niet-markconform is, kan er toch sprake zijn van een onbelaste vrijwilligersvergoeding. De vrijwilliger moet dan wel kunnen aantonen dat hij meer kosten heeft gemaakt.
11. Beperk strafheffing bij vervroegd pensioen
Bent u van plan om werknemers vervroegd met pensioen te laten gaan, maak dan gebruik van een tijdelijke (tot en met 2025) verzachting van de strafheffing van 52% door de invoering van een drempelvrijstelling van maximaal € 2.182per maand (in 2023: € 2.037). Alleen als u per maand meer uitbetaalt, moet u over het meerdere de strafheffing van 52% betalen. De strafheffing bij vervroegd pensioen komt bovenop de loonbelasting en premies die u moet inhouden en afdragen. De hoogte van de uitkering is gekoppeld aan de AOW-uitkering van de werknemer en omvat maximaal een periode van 36 maanden eindigend bij de AOW-leeftijd van de werknemer.
12. Lage Aof-premie kleine werkgevers
Een kleine werkgever betaalt een lage premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en een middelgrote en grote werkgever een hoge premie. U bent in het premiejaar 2024 een kleine werkgever als uw premieloon over 2022 niet meer bedraagt dan € 942.500. Het verschil tussen de hoge en lage premie mag niet meer dan 2% bedragen. De lage premie is verhoogd van 5,82% in 2023 naar 6,18% in 2024 en hoge premie van 7,11% naar 7,54%.
Let op
Bent u een startende werkgever? Dan wordt u tijdens de eerste twee jaar als een kleine werkgever aangemerkt en betaalt u dus de lage Aof-premie.
13. Hoger maximumbijdrageloon maar lager premiepercentage Zvw
U betaalt over het loon van uw werknemers meestal de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (Zvw). In bepaalde gevallen betaalt de werknemer zelf een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, die u dan inhoudt op het nettoloon. Dat geldt bijvoorbeeld voor pseudo-werknemers (opting-in), maar ook voor dga’s (bestuurders van hun bv) die niet verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. De heffing of bijdrage wordt berekend over het loon van de werknemer tot een bepaald maximum. Het maximumbijdrageloon is in alle gevallen gelijk en is in 2024 verhoogd naar € 71.628 (in 2023: € 66.956). Het percentage van de werkgeversheffing Zvw is verlaagd van 6,68% in 2023 naar 6,57% in 2024. Het percentage werknemersbijdrage Zvw bedraagt 5,32% in 2024 (in 2023: 5,43%).
Inhouding nominale premie Zvw op minimumloon
Op het verbod op inhoudingen op het minimumloon worden enkele uitzonderingen toegestaan, maar dan moet u wel aan de voorwaarden voldoen. Een van die uitzonderingen betreft de zorgverzekeringspremie. U mag met een schriftelijke machtiging van de werknemer de kosten voor de zorgverzekering op het uit te betalen minimumloon inhouden tot maximaal het bedrag van de gemiddelde nominale premie die een verzekerde voor de zorgverzekering betaalt. In 2024 is dat € 146 per maand.
14. AOW-leeftijd omhoog
Vanaf 1 januari 2024 gaat de AOW-leeftijd van 66 jaar en 10 maanden naar 67 jaar. Dat blijft zo tot en met 2027. In 2028 gaat de AOW-leeftijd naar 67 en 3 maanden. Onlangs is beslist dat dit ook voor 2029 de AOW-leeftijd zal zijn. De AOW-leeftijd is gekoppeld aan de levensverwachting en wordt 5 jaar voor de ingangsdatum bekendgemaakt.
15. Anticiperen op kilometers registreren
Hebt u meer dan 100 werknemers? Houd er dan rekening mee dat u vanaf 1 juli 2024 jaarlijks de gegevens van de zakelijke kilometers en de woon-werkkilometers van uw werknemers zal moeten verzamelen en rapporteren aan de RVO. Deze rapportageplicht zou eerst per 1 januari 2024 in werking treden, maar is uitgesteld tot 1 juli 2024. De gegevens over de tweede helft van 2024 moet u uiterlijk 30 juni 2025 indienen bij de RVO. In de handreiking ‘Gegevensverzameling werkgebonden personenmobiliteit’ vindt u welke gegevens dit precies betreffen. In de handreiking staan tips over hoe u de gegevens verzamelt. Het gaat bijvoorbeeld om:
- het totaalaantal kilometers dat uw werknemers in een kalenderjaar hebben afgelegd voor zakelijk en woon-werkverkeer;
- het jaartotaal aan kilometers, verdeeld naar soort vervoermiddel en brandstoftype.
Rapportageplicht
Een opvallend punt is dat zakelijke mobiliteit – waarbij gebruik gemaakt wordt van voertuigen met grijze kentekens of speciaal aangepaste voertuigen – niet onder de rapportageplicht valt. Denk in dit kader aan bestelbusjes, vrachtwagens of serviceauto’s. Voor de elektrische fiets moet echter wel worden gerapporteerd.
Tip
Het is verstandig om alvast voorbereidingen te treffen, mocht u aan deze verplichting moeten voldoen. Informeer bijvoorbeeld uw werknemers en maak alvast een opzet om de benodigde gegevens te kunnen verzamelen.